top of page
Anker 1

Hugh Stowell (1799-1865)

Hugh Stowell was een zoon van de Anglicaanse predikant Hugh Stowell. Hij werd op 3 december 1799 geboren in Douglas op het eiland Man in de Ierse Zee. Hij studeerde aan St. Edmund Hall, Oxford. Hij behaalde zijn bachelorgraad in 1822 en zijn mastergraad in 1826. In 1823 werd hij als Anglicaans predikant bevestigd. Hij heeft op verschillende plaatsen gestaan en diverse Anglicaanse functies bekleed. In oktober 1865 is hij in Salford gestorven. Een boek met zijn ‘Memoirs’, door de Rev. J.B. Marsden, werd in 1868 gepubliceerd.

 

Hij was een geliefd en krachtig prediker. In een preek die hij t.g.v. het zoveel jarig bestaan van de Anglicaanse Zending hield, zegt hij:

‘Het ware leven en de kracht van een kerk liggen niet alleen, en zelfs niet hoofdzakelijk, in de orthodoxie van haar Belijdenissen en Formulieren, maar allermeest en wezenlijk in de levende kracht van de Heilige Geest, die geopenbaard wordt in haar dienaars, leden en bedieningen. Het heeft God goed gedacht de levende godzaligheid niet zozeer door passieve als wel door actieve middelen mee te delen. Christus zegt: ‘Gij zijt het zout der aarde, gij zijt het licht der wereld.’ Het geloof is uit het gehoor. Het behaagt God door de dwaasheid der prediking zalig te maken die geloven. Bijgevolg is orthodoxie onvoldoende, zonder de kracht van een praktische en persoonlijke godsdienst. Als we prat gaan op de rechtzinnigheid van de Belijdenisgeschriften van onze kerk, veranderen we haar prachtige gewaad in haar lijkwade. Ja, de orthodoxie zelf zal de praktische godzaligheid niet lang overleven. Want als de leden van een kerk niet graag de taal van hun kerk spreken, zullen ze er spoedig in slagen om de kerk hun taal te laten spreken.’ 

From every stormy wind that blows

Het woord genadetroon (mercy-seat) betekent in het Engels ook het verzoendeksel op de ark.

In het woord voor ‘genadig’ dat de tollenaar in zijn gebed gebruikt (‘O God, zijt mij zondaar genadig’, Luk. 18:13), zit hetzelfde Griekse woord dat in de Hebreeënbrief gebruikt wordt voor het verzoendeksel op de ark. Hij bad God om genade vanwege het vergoten offerbloed, dat op dat verzoendeksel gesprengd werd.

1. From every stormy wind that blows,

From every swelling tide of woes,

There is a calm, a sure retreat;

’Tis found beneath the mercy-seat.

 

2. There is a place where Jesus sheds

The oil of gladness on our heads –

A place than all beside more sweet;

It is the blood-stained mercy-seat.

 

3. There is a spot where spirits blend,

Where friend holds fellowship with friend;

Though sundered far, by faith they meet

Around one common mercy-seat.

 

4. Ah! whither could we flee for aid,

When tempted, desolate, dismayed –

Or how the hosts of hell defeat,

Had suffering saints no mercy-seat?

 

5. There, there on eagle wing we soar,

And time and sense seem all no more,

And heaven comes down our souls to greet,

And glory crowns the mercy-seat.

 

6. Oh ! may my hand forget her skill,

My tongue be silent, cold, and still,

This bounding heart forget to beat,

If I forget the mercy-seat.

 

 

 

 

 

1. Voor iedere stormwind die waait,

Voor iedere aanzwellende vloed van rampen,

Is er een kalme, een zekere schuilplaats;

Ze is te vinden onderaan de genadetroon.

 

2. Er is een plaats waar Jezus

De olie van vreugde op onze hoofden giet –

Een plaats die zoeter is dan alle andere;

Het is de met bloed besprengde genadetroon.

 

3. Er is een plek waar geesten samenvloeien,

Waar vrienden met elkaar gemeenschap oefenen;

Al zijn ze ver van elkaar, door het geloof ontmoeten zij

Elkaar rondom één gemeenschappelijke genadetroon.

 

4. Ach, waarheen zouden we kunnen vluchten om hulp,

Verzocht, verlaten, verbijsterd –

Hoe zouden we de helse legers kunnen verslaan,

Als lijdende heiligen geen genadetroon  hadden?

 

5. Daar, daar zweven wij op adelaarsvleugels heen,

En alle tijd en gevoel lijken niet meer te bestaan,

En de hemel daalt neer om onze zielen te begroeten,

En heerlijkheid kroont de genadetroon.

 

6. O, laat mijn hand zichzelf vergeten,

Mijn tong zwijgend, koud en stil worden [Ps. 137:5-6],

Dit bonzende hart vergeten te kloppen,

Indien ik de genadetroon vergeet.

© 2016 by Ruth Pieterman (RuthInterpres)
 

bottom of page