top of page
Anker 1

 
Jakob Kroeker/Kröker (1872-1948)

Jakob Kroeker of Kröker (1872-1948) was een Rusland-Duitse mennonietische opwekkingsprediker, theologische auteur en dichter.

Hij werd op 31-10-1872 geboren in Gnadenthal aan de rivier Molotschna in Zuid-Rusland, een nederzetting van de mennonieten. In 1881 verhuisde hij met zijn ouders naar het schiereiland de Krim, waar het nieuwe mennonietendorp Spat gesticht werd. Na een opleiding tot onderwijzer aan een privéschool gevolgd te hebben, werd hij al op negentienjarige leeftijd leraar in Menlertschik, een dochterkolonie van Spat. Hij studeerde vier jaar aan het baptisten predikersseminarium in Hamburg, de eerste twee jaar in gezelschap van zijn jonge vrouw, Anna Langemann (zij kregen samen elf kinderen).

Het was vanwege de gezondheidstoestand van zijn vrouw niet mogelijk om te gaan arbeiden in de evangelisatiedienst in afgelegen gebieden, waarop hij wel gehoopt had. Daarom keerde hij terug naar de Krim, waar hij spoedig prediker werd en als oudste van de gemeente werd

ingezegend.

Samen met oudste D. Dürksen werd Kroeker mennonietisch rondreizend prediker in Zuid-Rusland. Op zijn uitge-

strekte reizen maakte hij kennis met de Bijbelgetrouwe opwekkingsbeweging onder de Russen die de verzamelnaam

Stundismus’ kreeg (een bijeenkomst voor christelijke gemeenschap werd ‘Stunde’ genoemd, hetzelfde woord als ons

Oudnederlandse woord ‘stonde’, ‘uur’).

In 1903 richtte Kroeker met zijn neef Abraham Kroeker het eerste mennonietische tijdschrift in Rusland op, de

‘Friedensstimme’. Ook kwam het tot jaarlijkse uitgave van een christelijke scheurkalender. In 1906 verhuisde hij naar

Halbstad aan de rivier Molotschna in Oekraïne, een mennonietische kolonie. Hier begon hij boeken te schrijven

(in het Duits en het Russisch) en richtte hij met Heinrich Braun,  David Isaak en Abraham Kroeker een drukkerij

met boekbinderij op, evenals de eerste mennonietische uitgeverij Raduga (Regenboog). Van zijn hand verscheen

onder andere ‘Das lebendige Wort’, een veertiendelig commentaar op het Oude Testament. Schoolleraren werden

toegerust en Bijbelcursussen gegeven.

Kroeker had een gezegende ontmoeting met dr. Friedrich Wilhelm Baedeker, waardoor hij toegang kreeg tot de

kringen van de Russische adel in Petersburg (tegenwoordig Leningrad) die de opwekkingsbeweging toegedaan

waren. In 1910 verhuisde hij naar Wernigerode am Harz in Duitsland.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog evangeliseerde Kroeker samen met de gereformeerde pastor Walter Ludwig Jack in Russische krijgsgevangenenkampen. Ook daar vonden opwekkingen plaats en werden Bijbelcursussen gegeven. Na hun terugkeer naar Rusland werden veel Russen die in de kampen tot bekering waren gekomen, fakkeldragers van opwekking in hun vaderland.

In 1920 richtte Kroeker in samenwerking met Jack de missiebond ‘Licht in het oosten’ op, waarvan hij tot 1945 directeur was. Het hoofddoel van deze bond was de opleiding van Russische predikers aan een seminarium in Wernigerode. Hij bleef zeer actief als auteur en rondreizend prediker.

Na de Tweede Wereldoorlog werd de missiearbeid heropgericht in Stuttgart-Mühlhausen. Daar stierf Kroeker op 12-12-1948. Op zijn grafsteen staat:  ‘Wij hebben hier geen blijvende stad, maar wij zoeken de toekomende’ (Hebr. 13:14).

Uit: Die Krim war unsere Heimat, door Martin Durksen, die op zijn beurt heeft geput uit: Sie wiesen auf Jesus, door Arno Pagel

Jakob Kroekers biografie heet Ein Reiches Leben, door Maria Kroeker

Jakob Kroeker.jpg

Das Größte kann vollbringen, wer auf den Knien ringt

Heiliges Ringen

 

1. Das Größte kann vollbringen, wer auf den Knien ringt,

wer auch in Nacht und Kerker noch Dankespsalmen singt.

Er weiß, daß Gottes Wege nie enden in der Nacht

und daß nach Sturm und Wetter die Frühlingssonne lacht.

Und will ihn fast erdrücken so manche Last und Not,

auf seinen Knien findet er Trost bei seinem Gott.

 

2. Hier hört er Quellen rauschen von ewig junger Kraft,

hier sieht er Gott am Werke, der ewig Neues schafft.

Daher mit neuem Hoffen füllt hier sich seine Brust;

er wird sich seines Dienstes wie nie zuvor bewußt.

Mit klarem Blick und Ziele läßt er sein Kämmerlein:

Er hat mit Gott geredet! Sein Dienst wird Segen sein.

Heilig worstelen

 

1. Het grootste kan volbrengen wie op de knieën worstelt,

die ook in nacht en kerker nog dankpsalmen zingt.

Hij weet dat Gods wegen niet eindigen in de nacht

en dat na storm en noodweer de voorjaarszon hem toelacht.

En al drukt hem nog zoveel last en nood terneer,

op zijn knieën vindt hij troost bij zijn God.

 

2. Hier hoort hij bronnen ruisen van eeuwig jonge kracht,

hier ziet hij God aan het werk, Die iets eeuwig nieuws schept.

Daarom, met nieuwe hoop vult zich hier zijn boezem;

hij wordt zich zijn dienst als nooit tevoren bewust.

Met heldere blik en een duidelijk doel verlaat hij zijn kamertje:

hij heeft met God gesproken! Zijn dienst zal met zegen zijn.

 

Anchor 3
Anchor 2

Een pelgrim ben ik, anders niet, op aarde

Joh. de Heer: nr. 777

Duits origineel: Ein Pilger bin ich

 

1. Een pelgrim ben ik, anders niet, op aarde;

Rust is voor mij hier nimmer weggelegd.

Eerst als de pelgrimsreis ten eind volbracht is,

Vind ik in ’t Vaderhuis mijn burgerrecht.

Daar wacht mij dan een grote schaar verlosten,

Door Jezus’ bloed gered uit ’t aardse leed;

Zij volgden ’t Lam gelovig door dit leven

En droegen hier ook ’t schaam’le pelgrimskleed.

 

2. Ook ik wil stil ’t geloofspad hier bewand’len,

Totdat ’k word thuis gebracht door Zijne hand.

Het kenmerk van een vreemd’ling draagt mijn hand’len,

Ten teken dat ik zoek een beter land.

Ik weet niet, Heer’, hoe Gij mijn pad zult banen,

Hoe Gij de pelgrimsweg mij hebt bereid.

Maar één ding weet ik: Gij zult trouw mij leiden

Tot in het land der eeuw’ge heerlijkheid.

 

3. Zolang mijn diep verlangen ongestild is,

Zing ’k U ter eer mijn ernstig pelgrimslied.

Al doet de voet mij pijn, al tranen d’ ogen,

Toch juicht mijn hart, wijl ’t oog de Stad reeds ziet.

’t Kan spoedig zijn dat ik de gouden poorten

Zie schitt’ren in het licht dat eeuwig leeft.

Dan kom ik thuis uit alle levensstormen

Als een die streed, maar overwonnen heeft.

Anchor 1

Heer’, een oog dat U slechts ziet

Joh. de Heer: nr. 797

Duits origineel: Herr, ein Auge

 

1. Heer’, een oog dat U slechts ziet,

en een hart dat liefde biedt;

ook een schouder die daar schraagt

en een hand die lasten draagt

en die ’t offeren bemint;

geef, o Heer, dat aan Uw kind!

 

2. Dat mijn mond van U getuig’

en mijn wil zich altijd buig’.

Geef m’ een oor, Heer’, voor Uw Woord

en dat Uwe stemme hoort,

als het ruisen van de wind.

Dat begeert van U Uw kind!

 

3. Een geloof dat niet vergaat,

als elk steunsel wankel staat;

en een moed die onversaagd

grote dingen met U waagt.

Voeten die U volgen, Heer’!

Dat verlangt Uw kind zozeer!

 

4. Ook een vaste hoop die wacht

tot de lange, donk’re nacht

voor de morgenstond verdwijnt,

als Uw grote dag verschijnt.

Dat begeert Uw kind van U;

amen, Heiland, geef ’t mij nu!

Is uwe lamp wel brandend

Joh. de Heer: nr. 762

 

1. Is uwe lamp wel brandend,

is ’t olievat gevuld?

Zijt g’ op de Bruigom wachtend,

in ’t feestgewaad gehuld?

Weet dat Zijn ure nadert,

de roep schalt in de nacht;

welzalig hij die dienend

de komst des Heeren wacht.

 

2. Is uwe lamp wel brandend,

is ’t olievat gevuld?

Zijt g’ op de Bruigom wachtend,

in feestgewaad gehuld?

’t Is thans geen tijd tot slapen,

Gij maagden, op! ontwaakt!

Hoe kunt gij thans nog sluim’ren

waar ’t heil des Heeren naakt?

 

3. Is uwe lamp wel brandend,

is ’t olievat gevuld?

Zijt g’ op de Bruigom wachtend,

in feestgewaad gehuld?

Komt, wilt niet langer aarz’len!

Zijn komst is reeds in ’t zicht.

Het is de wil uws Meesters,

dat g’ Hem begroet in ’t licht.

 

4. Is uwe lamp wel brandend,

is ’t olievat gevuld?

Zijt g’ op de Bruigom wachtend,

in feestgewaad gehuld?

Niet langer kracht verspillen

met broedertwist en strijd;

blijft in de liefd’ en eenheid

voor Jezus’ komst bereid!

 

5. Is uwe lamp wel brandend,

is ’t olievat gevuld?

Zijt g’ op de Bruigom wachtend,

in feestgewaad gehuld?

Gaat uit in struik en heggen,

roept ’t uit in woord en lied:

‘Dorst gij naar ’t levend water?

Komt, drinkt en neemt om niet!’

bottom of page