top of page
Anker 1

Albert Midlane (1825-1909)

Revive Thy work, O Lord

Een Engelse hymn over herleving. De eerste regel van elk vers staat in Habakuk 3:2 (KJV).

Ik heb er wat Bijbelteksten bijgezet, die passen bij de woorden van het lied.

Anker 2

Himself He could not save

1. Himself He could not save,

He on the cross must die,

Or mercy could not come

To ruined sinners nigh;

Yes, Christ, the Son of God, must bleed,

That sinners might from sin be freed.

 

2. Himself He could not save,

For justice must be done,

And sin’s full weight must fall

Upon a sinless One;

For nothing less can God accept

In payment for the fearful debt.

 

3. Himself He could not save,

For He the Surety stood

For all who now rely

Upon His precious blood;

He bore the penalty of guilt

When on the cross His blood was spilt.

 

4. Himself He could not save,

Yet now a Saviour He;

Come, sinner, to Him, come,

He waits to welcome thee;

Believe in Him, and thou shalt prove

His saving power, His deathless love.

 

5. Himself He could not save;

What wondrous love is this!

In love Himself He gave;

There ne'er was love like His!

Such love should melt a heart of stone,

Till praise flows forth to Him alone!

1. Revive Thy work, O LORD,

Thy mighty arm make bare;

Speak with the voice that ’wakes the dead,

And make Thy people hear.

 

2. Revive thy work, O LORD,

Disturb this sleep of death;

Quicken the smouldering embers now

By Thine almighty breath.

 

3. Revive thy work, O LORD,

Create soul-thirst for Thee;

And hungering for the Bread of life

O may our spirits be.

 

4. Revive Thy work, O LORD,

Exalt Thy precious Name;

And, by the Holy Ghost, our love

For Thee and Thine inflame.

 

5. Revive Thy work, O LORD,
Give power unto Thy Word;
And may its pure and blessed truth
In living faith be heard.

 

6. Revive Thy work, O LORD,

And give refreshing showers;

The glory shall be all Thine own,

The blessing, LORD, be ours.

1. Zichzelf kon Hij niet verlossen,

Hij moest aan het kruis sterven,

Of de genade kon niet nabijkomen

Tot diepgevallen zondaars;

Ja, Christus, de Zoon van God, moest bloeden,

Opdat zondaars van de zonde bevrijd zouden worden.

 

2. Zichzelf kon Hij niet verlossen,

Want er moest recht gedaan worden,

En het volle gewicht der zonde moest neervallen

Op een zondeloze Zaligmaker;

Want God kan niets minder aanvaarden

Als betaling voor de vreselijke schuld.

 

3. Zichzelf kon Hij niet verlossen,

Want Hij stond als Borg in

Voor allen die zich nu verlaten

Op Zijn dierbaar bloed;

Hij droeg de straf van de schuld

Toen aan het kruis Zijn bloed gestort werd.

 

4. Zichzelf kon Hij niet verlossen,

Toch is Hij nu Verlosser.

Kom, zondaar, tot Hem, kom,

Hij wacht om u te verwelkomen;

Geloof in Hem en gij zult ondervinden

Zijn verlossende kracht, Zijn onsterfelijke liefde.

 

5. Zichzelf kon Hij niet verlossen;

Welk een wonderbare liefde is dit!

In liefde gaf Hij Zichzelf;

Er was nooit een liefde zoals de Zijne!

Zulk een liefde moest een hart van steen doen smelten,

Totdat de lof tevoorschijn stroomt tot Hem alleen!

​​

1. Maak Uw werk weder levend, o HEERE,

Ontbloot Uw machtige arm; (Jes. 52:10)

Spreek met de stem die de doden opwekt, (Joh. 5:25)

En maak dat Uw volk hoort. (Zach. 7:12; Hand. 10:44; 13:48)

 

2. Maak Uw werk weder levend, o HEERE,

Verstoor deze slaap des doods; (Spr. 23:34)

Laat nu de smeulende as ontvlammen, (Hoogl. 8:6)

Door Uw almachtige adem. (Ez. 37:9)

 

3. Maak Uw werk weder levend, o HEERE,

Schep zielsdorst naar U; (Ps. 42:3; 63:2)

En hongerend naar het Brood des Levens, (Joh. 6:35,48)

O, mag onze geest dat zijn. (Matth. 5:6)

 

4. Maak Uw werk weder levend, o HEERE,

Verhoog Uw dierbare Naam; (Jes. 12:4)

En ontvlam, door de Heilige Geest,

Onze liefde tot U en de Uwen. (Rom. 5:5; Gal. 5:22)

 

5. Maak Uw werk weder levend, o HEERE,

Geef kracht aan Uw Woord; (1 Thess. 1:5; Hebr. 4:12)

En mag zijn zuivere en heilige waarheid (Ps. 12:7; Joh. 17:17)

In levend geloof gehoord worden. (Hebr. 4:2)

 

6. Maak Uw werk weder levend, o HEERE,

En geef verkwikkende plasregens; (Ps. 72:6; Ez. 34:26; Zach. 10:1)

De heerlijkheid zal geheel de Uwe zijn, (Matth. 6:13)

De zegen, HEERE, zij voor ons. (Gen. 12:2,3; Ps. 21:7; 72:17)

bottom of page