top of page
Anker 1

Henri Abraham César Malan (1787-1864)

Henri Abraham César Malan was predikant in Zwitserland ten tijde van het Réveil (1787-1864).

Zie Charlotte Elliott voor meer over Malan.

Malan heeft veel liederen geschreven en ook veel melodiën bij zijn eigen liederen gecomponeerd,

o.a. bij dit lied en bij het lied ‘Uw liefdedienst’.

Zie Liederen > Lied- en gedichtenbundels voor liedbundels van hem.

De la Divinité plénitude ineffable

‘In Hem woont al de volheid der Godheid lichamelijk.’

Kolossenzen 2:9)

 

1. De la Divinité plénitude ineffable!

De puissance et d'amour trésor — inépuisable! (bis)

Fils éternel! (bis)

Gloire du ciel! (bis)

Ô Jésus, dans ta paix, ton Église chérie

T'adore et s'humilie. (ter)

 

2. Tu sièges, ô Jésus, à la droite du Père,

Revêtu de pouvoir, de gloire — et de lumière. (bis)

Ô Dieu Sauveur! (bis)

Tout notre cœur, (bis)

Prosterné devant toi, te rend obéissance,

Sagesse, honneur, puissance. (ter)

 

1. Volheid van de Godheid, onuitsprekelijk!

Schat van macht en van liefde – onuitputtelijk, onuitputtelijk!

Eeuwige Zoon! Eeuwige Zoon!

Heerlijkheid van de hemel! Heerlijkheid van de hemel!

O Jezus, in Uw vrede is het dat Uw beminde gemeente

U aanbidt en zich verootmoedigt 

U aanbidt en zich verootmoedigt,

U aanbidt en zich verootmoedigt!

 

2. Gij zijt gezeten, o Jezus, aan de rechterhand van de Vader,

Bekleed met kracht, met heerlijkheid – en met licht, en met licht.

O God, Gij Zaligmaker! O God, Gij Zaligmaker!

Geheel ons hart, geheel ons hart,

Ter aarde neergebogen voor U, betoont U gehoorzaamheid en schrijft U toe

Wijsheid, eer en macht,

Wijsheid, eer en macht,

Wijsheid, eer en macht.

Henri Abraham César Malan (1787-1864)

Jakob Lodewijk ten Kate (1819-1889) 

 

Dichter en predikant Jakob Lodewijk ten Kate heeft heel veel liederen

van Henri Abraham César Malan (1787-1864) in dichtvorm vertaald en diens melodieën gebruikt.

Anchor 5

De dorre vlakte der woestijnen

1. De dorre vlakte der woestijnen

zal zich verblijden eindeloos;

de zandzee zal herschapen schijnen,

want bloeien zal zij als een roos.

Van heil’ge vreugde zal zij beven,

doortinteld van een heerlijk leven,

dat nimmermeer verwelken zal.

Zij zal de wonderen des Heeren

aanschouwen en Zijn grootheid eren

met jubelend triomfgeschal.

 

2. Versterkt dan nu de slappe handen,

en zet hem vast, de wank’le voet!

Zegt tot wie zucht in pijn en banden:

‘Wees sterk, vrees niet, heb goede moed!’

De Redder nadert ten gerichte;

van Zijn aanbidd’lijk aangezichte

straalt waarheid en barmhartigheid.

Hij zal uw lijden u vergelden,

de boeien breken, die u knelden,

Hij, Die u uit het diensthuis leidt.

 

3. Dan ziet het oog des blindgeboren’

Uw schepping in haar zomergloor;

dan dringen tot des doven oren

Uw Goddelijke woorden door.

De kreup’le zal van vreugde springen,

de sprakeloze tong zal zingen,

hosanna’s meng’lend tot Uw lof;

en stromen levend water spreiden

hun zilv’ren beekjes door de heide,

zo fris als eens in Edens hof!

 

4. Waar eens venijn’ge slangen kropen,

de draken huisden in ’t moeras,

daar gaan nu purp’ren rozen open,

daar fluit de leeuw’rik tussen ’t gras;

daar wordt voor ’s HEEREN gunstgenoten

een welgebaande weg ontsloten,

in liefelijke zonneschijn.

Dat pad, waar Hij hun voor zal treden,

de zwaksten steunend’ op hun schreden,

zal ‘heil’ge weg’ geheten zijn!

 

5. Waar eens de leeuwen voedsel zochten,

de dieren zijn op roof gegaan,

daar vinden ’s HEEREN vrijgekochten

naar ’s HEEREN stad een effen baan.

Zij jubelen in blije reien;

zij kronen ’t hoofd met groene meien;

een eeuw’ge blijdschap is hun kroon.

Zij voelen zich van Gods geslachte:

verstomd is nu de laatste klachte,

en alle kommer weggevloôn!

Du désert les arides terres

1. Du désert les arides terres
Devant Dieu se réjouiront,
Et les lieux les plus solitaires
Comme la rose fleuriront.
Ils fleuriront en abondance,
Et vêtus de magnificence,
Saintement ils tressailliront;
Et, de Dieu contemplant la gloire,
Par des cantiques de victoire
Son triomphe ils célébreront.

2. Renforcez les mains abattues,
Et les genoux tremblants de peur.
Dites aux âmes éperdues :
“N'ayez plus aucune frayeur”
L'Eternel vient, et la -vengeance,
Oui, des méchants la récompense,
Devant ce juge marchera.
Pour les frapper il vient lui-même,
Et bientôt son pouvoir suprême
Puissamment vous délivrera."

3. Du jour les brillantes merveilles
L'aveugle alors contemplera:
Le sourd aussi de ses oreilles
La voix du Seigneur entendra.
Le boiteux sera fait agile:
Du muet la langue facile
En chants joyeux s'énoncera;
Et, d' un e source permanente,
Un torrent d'une onde vivante
Aux lieux arides jaillira.

4. Au gite infect où les reptiles
Se repaissaient de leurs poisons,
S'étendront des plaines fertiles
Et de riants tapis de joncs.
Là se verra 'l étroite voie,
Où, ni le fou qui se dévoie,
Ni l'homme impur ne passera;
Et ce sentier, où le fidèle
Suivra son Dieu, plein d'un vrai zèle,
“ Chemin sacré" se nommera·

5. Aucune bête dangereuse
Pour dévorer n'y montera.
Mais, par la Foi, l'Eglise heureuse
En pleine paix y marchera.
Oui , ceux dont Dieu brisa la chaîne,
Qu'il racheta de toute peine,
Jusqu 'en Sion retourneront;
Et, ceints d'une gloire éclatante,
Dans une allégresse constante,
Loin de tout mal y règneront.

 

Henri Abraham César Malan (1787-1864)

Carel Steven Adama van Scheltema (1815-1897)

Onderstaande liederen komen uit de Franse bundel Chants de Zion van Henri Abraham César Malan.
Ze zijn vrij gevolgd/vertaald door de Nederlandse predikant Carel Steven Adama van Scheltema in De
Harpe Sions.
Daarin staan alle liederen uit Chants de Sion.

Anchor 4
Anchor 1
Anchor 3

Comme une eau

qui parcourt une verte prairie

Prix et douceur de la Parole de Dieu, of:

Le don du Saint Esprit

Psaumes 119:97,103,105

 

1. Comme une eau qui parcourt une verte prairie,

Rafraîchit doucement l’herbe qu’elle nourrit,

Ainsi ta Loi, Seigneur! restaure et vivifie

L’âme qui la reçoit par ton puissant Esprit.

 

2. En elle ton enfant puise toute sagesse,

Tout solide savoir, et toute vérité.

En elle est son appui, sa force et sa richesse,

Et pour son cœur nouveau l’ordre et la sainteté.

 

3. C’est le port où ce cœur, au sein de la tempête,

Peut trouver en tout temps le calme et le repos.

C’est le consolateur et la prompte retraite

Qu’il a dans ses douleurs, ses ennuis et ses maux.

 

4. Aussi combien, Seigneur! ta Loi m’est précieuse !

Que j’aime par sa voix à me laisser guider!

Elle rend chaque jour ma route plus heureuse :

Ah! que tout mon désir soit de la bien garder!

 

5. Écris-la donc en moi; car c’est là ta promesse.

Esprit de Jésus-Christ! soumets-lui tout mon cœur!

Et si, par le péché, sa route je délaisse,

Par un prompt repentir fais cesser mon erreur!

Gelijk het dorstend veld

verkwikt wordt door de beken

De gave van de Geest

Psalm 119:97,103,105

1. Gelijk het dorstend veld verkwikt wordt door de beken

Wier zilv’ren schuimend nat de hoge bergtop voedt;

Zo is voor ’t hart Uw Woord het machtig troostrijk spreken,

Uws Heil’gen Geestes in ’t ootmoedig, stil gemoed.

 

2. Uw Woord, onz’ waarheidsbron, is kweekster van de wijsheid,

Hier in de levensstrijd zo nodig voor Uw kind;

De wijsheid waar zijn hart tot in de hoogste grijsheid

Zijn wapen en zijn schild, zijn vreugd’ en troost in vindt.

 

3. Geen haven is in storm, als wind en waat’ren woeden,

De scheep’ling meer tot vreugd als uitkomst in zijn nood,

Dan ’t Woord van Uw genâ, waar ’t zielskracht schenkt aan moeden,

En ’t sidd’ren ons ontneemt voor ’t dreigen van de dood.

 

4. Ook is ’t mij als Uw gift de kostbaarst’ aller schatten,

Uw gids en leidstar op ’t onzeker levenspad;

De staf die ’k dag aan dag meer dankbaar op wil vatten

Bij ’t opwaarts worst’len naar Uw heil’ge vredestad.

 

5. Laat, wat de wereld poog’, ’t haar nooit, mijn God, gelukken

Mij af te trekken tot haar ontrouw aan Uw Woord;

Wat ooit geweld of list mijn ziele kan ontrukken,

Zij ’t nooit de troost dat z’ U in Christus toebehoort.

Daigne, ô Seigneur mon Dieu!

Adoration et prière, of:

Le jour de repos

Psaumes 8:5; 1 Timothée 1:17

 

1. Daigne, ô Seigneur mon Dieu! daigne ici me bénir.

Daigne ici recevoir de mon cœur la prière!

Oh! sur moi fais venir

L’Esprit de ton saint Fils, en ta présence, ô Père!

 

2. Que j’aime à me trouver ainsi sous ton regard!

Tout est repos et paix, tout est gloire et lumière

En cette bonne part:

C’est le bonheur exquis, c’est le ciel sur la terre.

 

3. Quoi! moi, pauvre mortel, à toi je puis parler!

Sans frayeur jusqu’à toi s’élève ma pensée!

Quoi! je puis t’appeler,

Et ma voix te parvient et n’est pas repoussée!

 

4. O mon âme! c’est trop pour ton infirmité:

L’approche de ton Dieu, sa sublime présence,

Et son éternité,

De tes plus vifs désirs surmontent la puissance.

 

5. Aussi, mon Créateur! dans ta communion,

Humblement prosterné, je garde le silence

De l’adoration,

Et j’écoute, en Jésus, la voix de ta clémence!

Schenk mij, o Heer’, mijn God

De rustdag

Psalm 8:5; 1 Timotheüs 1:17

1. Schenk mij, o Heer’, mijn God, Uw zegen in deez’ stond,

en neem mijn offer aan, mijn dank- en smeekgebeden.

Alleen op Uw verbond,

op Uw ontferming pleit ik bij ’t U tegentreden.

 

2. Hoe zalig is ’t mijn hart te toeven voor Uw troon;

hier smaak ik vreed’ en rust, hier ziet mijn oog Uw luister

in ’t beeld van Uwen Zoon,

en bant Uw Heil’ge Geest der zonde drukkend duister.

 

3. O onverdiende gunst dat ik, met schuld belaân,

U zonder beven als mijn Vader toe mag spreken,

en weten dat begaan,

zelfs waar ik schuldig lijd, Gij luistert naar mijn smeken.

 

4. Erkende maar mijn hart oprechter Uw genâ;

geef Zelf, o heilig God, meer ootmoed aan mijn ziele,

opdat Uw Golgotha

niet voor mijn aanblik wijk zo vaak voor U ik kniele.

 

5. ’k Leef dan, mijn God, in Uw gemeenschap meer en meer;

dan is ’t mij ’t zaligst uur, als ‘k mij voor U mag buigen;

dan zal Uw Naam ter eer,

mijn kindschap luider steeds in mij Uw Geest betuigen.

Anker 2
Anchor 2

Oui, je voudrais m’asseoir

avec Marie

Prédication de la Parole de Dieu, of:

La seule chose nécessaire

1. Oui, je voudrais m’asseoir avec Marie

A tes pieds, mon Seigneur!

Et t’écoutant sur ma sainte patrie,

Repousser toute erreur.

De ton amour, ô mon Dieu, mon Sauveur!

Embrase donc mon cœur!

 

2. Ah! n’est-ce pas la chose nécessaire,

Et le seul vrai bonheur?

Puis-je trouver, ailleurs, sur cette terre,

Quelque pure douceur?

De ton amour, ô mon Dieu, mon Sauveur!

Embrase donc mon cœur!

 

3. Loin de ton joug tout est vain et futile,

Tout est faux et trompeur;

Mais en ta Loi, mais en ton Évangile,

Tout est force et grandeur.

De ton amour, ô mon Dieu, mon Sauveur!

Embrase donc mon cœur!

 

4. Oui, tout est beau, tout est vraiment aimable,

Jésus! en ta faveur.

Là, tout est paix, tout est repos durable;

Là, cesse la douleur.

De ton amour, ô mon Dieu, mon Sauveur!

Embrase donc mon cœur!

 

5. Quand sentirai-je, ô mon Berger fidèle!

En moi plus de ferveur?

Ah! je voudrais, lorsque ta voix m’appelle,

T’obéir sans lenteur.

De ton amour, ô mon Dieu, mon Sauveur!

Embrase donc mon cœur!

Hoe wenst’ ik,

als Maria neergezeten

Het ene nodige

1. Hoe wenst’ ik, als Maria neergezeten,

Mijn Heiland, aan Uw voet,

Als eenmaal zij hier niets te willen weten

Dan ’t enig nodig goed.

Och, zend een vonk, Heer’, van Uw liefdegloed

Ook neer in mijn gemoed!

 

2. Alleen het brood dat Uwe hand kan geven,

Is ’t dat de ziele voedt;

Hoe zou zij Good’ in waarheid kunnen leven

Dan door Uw vlees en bloed?

Och, zend een vonk, Heer’, van Uw liefdegloed

Ook neer in mijn gemoed!

 

3. Alleen bij U, mijn Herder, ben ik veilig,

En, door Uw staf behoed,

Ken ik vernieuwd en in U rein en heilig

Des levens overvloed.

Och, zend een vonk, Heer’, van Uw liefdegloed

Ook neer in mijn gemoed!

 

4. Mijn Heiland, leer mij zo nabij U blijven,

Dat hoe de wereld woed’,

Zij zien moog’ dat haar U vijandig drijven

Slechts meer m’ U minnen doet.

Och, zend een vonk, Heer’, van Uw liefdegloed

Ook neer in mijn gemoed!

 

5. Mijn Koning, ja, ’k wil als Maria kiezen

Mijn eerplaats aan Uw voet,

En Gij, wat hier ’k moet derven en verliezen,

Blijf Gij mijn eeuwig Goed;
Dan leeft Uw Geest als heil’ge liefdegloed

Heer’, ook in mijn gemoed!

Saints messagers,

hérauts de la justice

Publication de la bonne-nouvelle, of:

Les prédicateurs de l’Evangile

1. Saints messagers, hérauts de la justice,
Haussez la voix, publiez le salut.
Que votre espoir, votre glorieux but,
Soit d’empêcher que l’homme ne périsse,
En l’amenant aux pieds de Jésus-Christ,
Aux pieds de Jésus-Christ.

 

2. Au loin, déjà, la moisson est blanchie;

Mais on ný voit que peu de moissonneurs.

Ah! ranimons nos pieuses ardeurs,

Et sous nos yeux, à l’Église enrichie, 

Se joindront ceux qui mouraient loin de Christ,

Qui mouraient loin de Christ.

3. Oh! que tes pieds sont beaux sur les montagnes,
Enfant de paix, fidèle homme de Dieu!
Devant tes pas le plus sauvage lieu
Va se changer en brillantes campagnes,
Et le pécheur en disciple de Christ,
En disciple de Christ.

4. Brûlant d’amour, cet enfant de lumière,
Fort de sa foi, méprisant les douleurs,
Court s’opposer à d’antiques erreurs,
Et, déployant la céleste bannière ,

Brise l’idole au nom de Jésus Christ,

Au nom de Je’sus-Christ.

5. Combats pieux! sainte et touchante guerre!
Que de captifs sous le joug de la Croix!

Jésus vainqueur du monde et de ses rois,
Règne en tous lieux à la glorie du Père;

Et tous ont vu que lui seul est le Christ,

Que lui seul est le Christ.

6. O notre Dieu, cette bonne nouvelle
À retenti jusqu'au fond de nos cœurs.
De ton amour les célestes douceurs
Nous font goûter l'allégresse éternelle
Qui nous attend au Royaume du Christ.
Au Royaume du Christ.

 

7. Ton bras puissant rompit les dures chaînes

Qui nous liaient à de nombreux péchés.

D'un monde impur tu nos a détachés,

Et dans ta paix, nous oublions les pienes

Que trop long-temps nous eûmes loin de Christ,

Nous eûmes loin de Christ.

4. O Fils de Dieu ! tout verra ta puissance :
Tout doit un jour obéir à ta loi.
Nous, tes enfants, l'attendons par la foi ;
Montre-toi donc, et, pleins de confiance,
Chargeant ta croix nous te suivrons, ô Christ,
nous te suivrons, ô Christ!

Heilboden Gods, 

herauten van Zijn vrede

De heilboden

 

1. Heilboden Gods, herauten van Zijn vrede,

Roept vrolijk uit wat u de Heer’ gebood;

Deelt aan elk hart, vertwijf’lend in zijn nood,

’t Woord van genâ, en tot herleven mede:

Dat Jezus redt, ons redt van zond’ en dood,

Ons redt van zond’ en dood.

 

2. Zag ’s Meesters oog reeds d’ akker wit tot oogsten,

Maar wein’gen slechts hier tot Zijn dienst bereid,

Nu roept Hij u, Hoofd, Heer’ in majesteit,

En gij, doet naar ’t bevel des Allerhoogsten,

Haast willig u, waar u d’ ellende beidt,

Waar u d’ ellende beidt.

 

3. Hoe welkom is de voet van vredeboden,

Waar hoop’loos ’t hart in ’t donker tast naar licht,

Waar ’t in zijn angst beeft voor Gods hoog gericht;

Volzalig deel, dat zulken gij moogt noden

Aan Jezus voet in ’t rijk door Hem gesticht,

In ’t rijk door Hem gesticht.

 

4. Heer’, zegen hen, die met Uw heilmaar komen,

Heers’ Uw genâ steeds meerd’ren tot behoud;
Maak Gij gezond wie op Uw offer schouwt;

Giet uit Uw Geest in altijd voller stromen,

Waar ’t volk op U al zijn verwachting bouwt,

Al zijn verwachting bouwt.

Voici l’Époux!

Soyons prêts, ô mes frères!

‘Laat uw lendenen omgord zijn, en de kaarsen brandende. En zijt gij den mensen gelijk die op hun heer wachten, wanneer hij wederkomen zal van de bruiloft, opdat als hij komt en klopt, zij hem terstond mogen opendoen. Zalig zijn die dienstknechten welke de heer als hij komt, zal wakende vinden. Voorwaar Ik zeg u, dat hij zich zal omgorden, en zal hen doen aanzitten, en bijkomende, zal hij hen dienen. En zo hij komt in de tweede nachtwake, en komt in de derde wake, en vindt hen alzo, zalig zijn dezelve dienstknechten.’

(Lukas 12:35-38)

 

L'unité dans la charité, of:

Il va venir

1. Voici l’Époux! Soyons prêts, ô mes frères!

Pour nous de Christ voici l’heureux retour.

Ah! dans sa paix, jusqu’à la fin du jour,

D’un même esprit redoublant nos prières,

Aimons-le, car il est amour!

 

2. C’est pour lui seul, pour ce Sauveur aimable,

Que nous vivons, que nous voulons mourir.

Ensemble donc cherchant à le servir,

Par les liens d’un amour véritable

Sous ses yeux sachons nous unir.

 

3. O Bien-Aimés! c’est là l’obéissance

Que nous devons au Souverain Pasteur;

Il veut de nous – il est notre Seigneur! –

Que nous soyons, en sa sainte présence,

Un seul corps n’ayant qu’un seul cœur.

 

4. Dans son amour une même lumière

Sur nos sentiers resplendit puissamment,

Et chaque jour son Esprit, richement,

Nous enseignant la Parole du Père,

Nous nourrit d’un même aliment.

 

5. C’est donc en lui, sur la céleste voie,

Qu’à nous aimer trouvant notre plaisir,

Sincèrement nous devons réunir

Ses dons divers, nos peines, notre joie:

Et bientôt! car il va venir.

 

6. Use envers nous, Fils de Dieu! de contrainte!

Oui, fais cesser notre dure lenteur.

Ouvre tes bras: saisis-nous, bon Sauveur!

Et nous pressant dans une forte étreinte,

Unis-nous ainsi sur ton cœur!

De Bruigom komt,

gemeente Gods, blijf waken!

 

 

 

 

 

 

 

De Bruidegom komt

1. De Bruigom komt, gemeente Gods, blijf waken!

Hij toeft en gij, gij weet Zijn ure niet;

hoopt g’ op de vreugd die ’s Konings feestzaal biedt,

waak, christen, dan, opdat bij Zijn genaken

gij niet de deur voor u gesloten ziet.

 

2. ’t Is ’s Konings wil dat, wát Zijn komst vertrage,

Zijn knechtenschaar met dank’bre eerbied beid’; [= wacht’]

ging Hij niet Zelf ons voor in dienstbaarheid,

opdat, wát juk ooit onze schouder drage,

wij, ziend’ op Hem, tot volgen zijn bereid?

 

3. Heeft niet voor ons de kruissmart Hij doorleden,

gelijk een slaaf verhoogd op ’t hout der schand’?

Zo heeft op ’t kruis, door ’t sprekendst liefdepand,

Hij met Zijn bloed ons tot geloof gebeden;

zo bracht Gods Zoon ons eeuwig heil tot stand.

 

4. De Bruigom komt! Gemeent’, uw Heer’ en Koning

komt ten gericht’ op ’s hemels wolken weer!

Verbeid Zijn komst door waken Hem ter eer;

dan jubelt g’ eens met heil’ge dankbetoning:

‘Verlossing daagt, hosanna, ’t is de Heer’!’

bottom of page