Samuel John Stone (1839-1900)
Samuel John Stone werd in 1839 geboren in Whitmore, Staffordshire. Hij ontving zijn opleiding in het Charterhouse in Londen en het Pembroke College in Oxford (Bachelor of Arts). In 1862 werd hij bevestigd als hulpprediker van Windsor, en in 1870 van St. Paul’s Church in Haggerston. In laatstgenoemde plaats volgde hij in 1874 zijn vader op als predikant. In 1890 verhuisde hij naar All-Hallows-on-the-Wall in Londen, dat hij veranderde in een toevluchtsoord voor werkende meisjes en vrouwen. Hij heeft veel poëtische werken geschreven, ook voor kinderen. In 1900 overleed hij in het Charterhouse.
Zijn liederen worden door John Julian in zijn bekende Dictionary of Hymnology (1907) omschreven als ‘sterk uitgesproken uitingen van een mannelijk geloof, waarin dogma, gebed en lofprijzing meesterlijk met elkaar verweven zijn. “Hoop” is meestal de grondtoon van zijn liederen.’
In 1866 verdedigde bisschop Robert Gray van Kaapstad, Zuid-Afrika, het christelijke geloof tegen de dwaalleringen van bisschop Colenso in Natal, Zuid-Afrika, die o.a. de Drie-eenheid ontkende. Bisschop Colenso werd door bisschop Gray afgezet en geëxcommuniceerd, maar Colenso won een reeks kerkelijke rechtszaken en veel van zijn opvattingen bleven voortbestaan.
Naar aanleiding van deze controverse schreef Stone ‘The church’s one foundation’ voor het boekje Lyra Fidelium, met twaalf dichtwerken die gebaseerd zijn op de Apostolische Geloofsbelijdenis. Dit lied betreft het artikel: ‘Ik geloof een heilige, algemene Christelijke Kerk, de gemeenschap der heiligen.’ De tekst uit Kolossenzen 1:18 heeft Stone er zelf boven geplaatst. Het originele lied heeft zeven coupletten.
The church’s one Foundation
‘He is the head of the body, the church.’
(Colossians 1:18)
1. The church’s one Foundation
Is Jesus Christ her Lord;
She is His new creation
By water and the Word.
From heaven He came and sought her
To be His holy bride;
With His own blood He bought her,
And for her life He died.
2. Elect from every nation,
Yet one o’er all the earth,
Her charter of salvation,
One Lord, one faith, one birth;
One holy Name she blesses,
Partakes one holy food,
And to one hope she presses,
With every grace endued.
3 Though with a scornful wonder
The world see her oppressed,
By schisms rent asunder,
By heresies distressed,
Yet saints their watch are keeping;
Their cry goes up: ‘How long?’
And soon the night of weeping
Shall be the morn of song!
4. ’Mid toil and tribulation,
And tumult of her war,
She waits the consummation
Of peace for evermore;
Till with the vision glorious
Her longing eyes are blest,
And the great church victorious
Shall be the church at rest!
5. Yet she on earth hath union
With God the Three in One,
And mystic sweet communion
With those whose rest is won:
O happy ones and holy!
Lord, give us grace that we,
Like them, the meek and lowly,
On high may dwell with Thee!
De kerk van alle tijden
‘Hij is het Hoofd des lichaams, namelijk der gemeente.’
(Kolossenzen 1:18)
1. De kerk van alle tijden
Kent slechts één vaste Grond:
’t Is Christus, Die door lijden
Zijn volk aan Zich verbond.
Om haar als bruid te werven
Kwam Hij ten hemel af.
’t Was Hij, die door zijn sterven
Aan haar het leven gaf.
2. Uit ieder volk verkoren,
Toch in haar Heiland één,
Is zij door Hem herboren,
Blijft dit haar kracht alleen:
Eén Geest, één vast vertrouwen,
Eén doop, één heil’ge dis,
Eén Heer’, op Wie te bouwen
Haar troost en rijkdom is.
3. God houdt Zijn kerk in leven,
Hoe ook bespot, verdrukt,
Door dwalingen omgeven,
Verscheurd, uiteengerukt.
Al roepen van de tinnen
De wachters nog: ‘Hoe lang?’,
Straks gaat de dag beginnen
En ’t klagen wordt gezang.
4. In rampspoed, moeit’ en zorgen,
In ’t heetste van de strijd,
Wacht zij de grote morgen,
De vrede voor altijd.
Tot eens haar hunk’rend’ ogen
Aanschouwen, blij ontroerd,
Hoe God haar komt verhogen
En tot victorie voert.
5. Nog weet zij zich verbonden
Met haar Drie-een’ge Heer’,
Met wie zijn trouw bevonden
De strijders van weleer.
Sterk, Heer’, door Uw genade
Ook ons hier in de strijd,
En breng door Uwe daden
Ook ons tot heerlijkheid.