Julius Anton Eugen Wilhelm von Poseck (1816-1896)
Julius Anton Eugen Wilhelm von Poseck schreef dit lied (in het Duits ‘Auf dem Lamm ruht meine Seele’)
naar aanleiding van een bezoek aan de abdijkerk St. Ludgerus in Essen-Werden, waar hij hoog op de kerktoren een in steen gehouwen lam zag.
Hem werd verteld dat vele jaren geleden de haken waar de ladder van een dakdekker aan hing losraakten, zodat de man naar beneden stortte. Door een wonder viel hij op een jong schaap dat onder de toren aan het grazen was.
Het lam werd door de dakdekker verpletterd, maar zelf kwam hij er levend af.
Uit dankbaarheid voor zijn bewaring liet hij een lam in steen houwen en op de muur van de toren aanbrengen.
In de oudste Duitse versie heeft het lied elf coupletten.
De melodie is hier te vinden:
Auf dem Lamm ruht meine Seele
1. Auf dem Lamm ruht meine Seele,
betet voll Bewundrung an.
Alle, alle meine Sünden
hat sein Blut hinweggetan.
2. Selger Ruhort! Süßer Friede
füllet meine Seele jetzt.
Da, wo Gott mit Wonne ruhet,
bin auch ich in Ruh gesetzt.
3. Ruhe fand hier mein Gewissen,
denn sein Blut, o reicher Quell,
hat von allen meinen Sünden
mich gewaschen rein und hell.
4. Und mit süßer Ruh im Herzen
geh ich hier durch Kampf und Leid,
ewge Ruhe find ich droben
in des Lammes Herrlichkeit.
5. Dort wird ihn mein Auge sehen,
dessen Lieb mich hier erquickt.
Dessen Treue mich geleitet,
dessen Gnad mich reich beglückt.
6. Dort besingt des Lammes Liebe
seine teur erkaufte Schar,
bringt in Zions selger Ruhe
ihm ein ewges Loblied dar.
Op het Godslam rust mijn ziele
1. Op het Godslam rust mijn ziele,
Vol bewond’ring bidt zij aan;
Alle, alle mijne zonden
Heeft Zijn zoenbloed weggedaan.
2. Zalig rustoord – zoete vrede
Vult mijn hart en blijft het bij.
Hij in Wie God Zelf kan rusten,
Is het rustpunt ook voor mij.
3. Ruste vond hier mijn geweten;
Want Zijn bloed – o heilfontein –
Heeft van alle mijne zonden
Mij gewassen blank en rein.
4. Met de vrede Gods in ’t harte
Ga ik hier door smart en strijd;
Eeuw’ge rust vind ik daarboven
In des Godslams heerlijkheid.
5. Daar zal Hem mijn oog aanschouwen,
Hem, Wiens liefde mij verkwikt,
Hem, Wiens trouw mij hier geleidde,
Wiens genâ mij heil beschikt.
6. Daar bezingen Zijne liefde
Duurgekochten door Zijn bloed;
Daar is Sions zaal’ge ruste,
’t Eind’loos loflied, ’t eeuwig goed.