Elizabeth Hamilton-Schyler (1757-1854)
De ouders van Elizabeth Hamilton-Schuyler (1757-1854) waren van Nederlandse afkomst. Zij werd geboren in Livingston County, Illinois, V.S., en trouwde in 1780 met Alexander Hamilton (minister van Financiën van de V.S.). Ze kregen acht kinderen: Philip, Angelica, Alexander jr., James, John, William, Eliza en de kleine Philip (geboren in het jaar nadat zijn oudste broer stierf in een duel). In 1791 had haar man Alexander een affaire die hun huwelijk echt onder druk zette. In 1801 verloor ze haar zus na een lange ziekte en werd haar oudste zoon, Philip, gedood in een roekeloos duel, tweeënhalf jaar later gevolgd door haar man op dezelfde noodlottige wijze.
Na zijn dood op 47-jarige leeftijd in het beroemde duel met vicepresident Aaron Burr, moest ze alleen verder om haar gezin groot te brengen. Haar schuldenlast werd verlicht toen de executeurs van haar man hun huis Hamilton Grange voor $30.500 kochten en voor $15.000 aan haar terug verkochten. Dat hielp een tijdje, net als een kleine erfenis van haar vader, maar uiteindelijk moest ze haar huis verkopen en naar een bescheidener onderkomen in de stad verhuizen. Ze onderhield banden met haar vrienden en bracht enorme offers om haar kinderen bij zich te houden en onderwijs te bieden. Als christin geloofde ze dat alle kinderen onderwezen moesten worden om de Bijbel te kunnen lezen en bestuderen.
Elizabeth hielp om geld in te zamelen voor het Washington Monument. Ter ere van haar man richtte ze de Hamilton Free School in het noorden van Manhattan op (vlakbij waar ze hadden gewoond), die gratis onderwijs bood aan gezinnen die zich geen privéonderwijs voor hun kinderen konden veroorloven. Deze jonge onderneming kreeg de steun van een aantal van haar rijke vrienden en de school verhuisde uiteindelijk naar een groter, geschikter onderkomen. Ze was geen lerares, maar bleef in de buurt van de school, hield regelmatig een oogje in het zeil en hielp waar ze kon.
Een van haar weduwenvriendinnen, Isabella Graham, zag zes huilende kinderen die net hun moeder hadden verloren. Samen met verschillende andere vrouwen richtten zij in 1806 de Orphan Asylum Society op, het eerste privéweeshuis van de stad. Het weeshuis begon met twintig kinderen, maar wees al snel veel kinderen af wegens plaatsgebrek. Elizabeth speelde een belangrijke rol bij het inzamelen van geld voor de bouw en financiering van een faciliteit in Greenwich Village, waar honderden kinderen een thuis vonden. Haar man Alexander was eens wees geworden in het Caraïbisch gebied en kon naar de V.S. komen met financiële hulp van weldoeners.
Toen Elizabeth op 97-jarige leeftijd overleed, was de Hamilton Free School in Manhattan in verval geraakt, hoewel de school nog steeds draaide met een leerlingenaantal van zestig of meer kinderen. Het gebouw werd het jaar daarop door brand verwoest en uiteindelijk werden er openbare scholen in de buurt gebouwd. Haar school werd omgezet in een beurzenfonds dat studenten hielp om naar Columbia University te gaan. Haar Orphan Asylum Society ontwikkelde zich tot Graham Windham, een particuliere non-profit sociale organisatie die vijfduizend kinderen per jaar ondersteuning biedt als het gaat om ouderschap, mentale gezondheid en gedragsstoornissen. Graham Windham runt ook een school voor risicojongeren.
My Saviour, Thou hast offered rest
1. My Saviour, Thou hast offered rest:
Oh, give it then to me;
The rest of ceasing from myself,
To find my all in Thee.
2. This cruel self, oh, how it strives
And works within my breast,
To come between Thee and my soul,
And keep me back from rest.
3. How many subtle forms it takes
Of seeming verity,
As if it were not safe to rest
And venture all on Thee.
4. O Lord, I seek a holy rest,
A victory over sin;
I seek that Thou alone shouldst reign
O’er all without, within.
5. In Thy strong hand I lay me down,
So shall the work be done;
For who can work so wondrously
As the Almighty One?
6. Work on, then, Lord, till on my soul
Eternal light shall break,
And, in Thy likeness perfected,
I “satisfied” shall wake.
Gij biedt, Heer’ Jezus, rust mij aan
1. Gij biedt, Heer’ Jezus, rust mij aan,
Gij maakt van zonden vrij!
Gij zegt gebond’nen vrijheid aan,
Dat deedt Gij ook aan mij.
2. Mijn zondenlast, zo bang, zo zwaar,
Bracht mij in duist’re nacht.
De nood steeg hoog, maar Hij was daar,
Die op ons roepen wacht.
3. Het werd een worst’len in ’t gebed,
Een pleiten op Zijn Woord:
‘Och Heer, och, wierd mijn ziel gered.’
En – Hij heeft mij verhoord.
4. Ja, God is goed, dat Hij Zijn Zoon
Voor mij op aarde zond;
Nu juicht mijn ziel op blijde toon,
Dat ’k in Hem ruste vond.
(een zeer vrije bewerking/contrafact; Joh. de Heer nr. 259)